vrijdag 1 juni 2012

a poem a day XLI


Het verschrikkelijk wormkluwen
klooit rond en waart
tot de hemelpoort gevreten is.
Dan spuugt het melkwit,
vloeit zijn vloeisel tussen gal en overdaad,
bestijgt de geschroeide demon tussen
zijn benen
en verwart haar warmte met die van hem.
Hoe onnozel kun je zijn?

Hoe achterlijk de torenspits
die zich in haar wolken waant.
Klokken verzinken
in het dal van haar vagina.
Of toch een fluitje van één cent?


The gruesome worm-string
mucks around and were
until heaven-gate is fed.
Then spits milky-white,
floods his fluid between gall and excess,
treads the smoldered demon between his legs
and confuses her warmth with his.
How trifling can one be?

How retarded the steeple
which fancies in her clouds.
Bells sink
in the valley of her vagina.
Or still tolling easy?

Geen opmerkingen:

Een reactie posten