zondag 24 juni 2012

WANDERBACH page 52


Very soon the animals let their alertness fade and run playful ahead. Tork doesn’t worry; if danger threatens they will notice and warn.
Suddenly, without transition, he steps from dusk into a bright summer day. Tork blinks his eyes. He didn’t see it coming; no lighter flash, nothing showed that he neared the end and yet he suddenly stands in an awesome summer landscape that stretches as a panorama. He is so surprised that he doesn’t think of an illusion and hypnotized he stares at the surroundings: like Alice stepping through the mirror trying to understand the light, so sunny where no sun can shine and he looks up but finds no source, no clouds or a blue sky. Up there is nothing...!
Yet the light has to come from somewhere, judging its shades which fall shortly away from him the source has to be right above and yet there is nothing to explain the light. Fascinated he absorbs the scenery with in the distance a glowing mountain ridge, high, but without the rough-sharp vertexes that are characteristic for highlands.
Up till there a long valley stretches, crossed by narrow murmuring waterways and on their banks a variety of flora: reed and grass, the full cigars of reed mace stick above it. There are blooming lilies and stork's-bill, nothing unusual and everything known just like the bushes and trees which condense to forest in the distance. It could be a landscape on earth, random on a Northern hemisphere if there wasn’t that strange light or smooth ridges in the back.
Tork steps forward, hesitating, looks over his shoulder and cannot find the corridor from which they came anymore. For a moment he suffers panic but as soon as he walks back sudden the entrance appears only one step away. Strange and yet it comforts because he walked to it without hesitation. 

Al gauw laten de dieren hun waakzaamheid varen en rennen dartel vooruit. Tork maakt zich geen zorgen. Als er gevaar dreigt zullen zij het merken en waarschuwen.
Plotseling, zonder overgang, stapt hij uit de schemer in een felle zomerdag. Tork knippert met de ogen. Hij zag het niet aankomen. Geen lichter wordende gloor. Niets wees erop dat hij het einde naderde en toch staat hij opeens in een overweldigend zomers landschap dat zich panoramisch uitstrekt. Hij is zo verrast dat hij niet aan een illusie denkt en gebiologeerd naar de omgeving staart: als Alice die door de spiegel stapt en het licht tot zich laat doordringen, zo zonnig waar geen zon kan schijnen en hij kijkt omhoog maar vindt geen bron, geen wolken of het blauw van de lucht. Daarboven is niets...!
Toch moet het licht er vandaan komen, te oordelen aan de schaduwen die kort van hem wegvallen. De bron moet pal boven hem zijn en toch is er niets om het licht te verklaren. Gefascineerd neemt hij het landschap in zich op met in de verte een glooiend bergmassief, hoog, maar zonder de ruwscherpe toppen die kenmerkend zijn voor een hooggebergte.
Tot daar strekt zich een lang dal uit doorkruist met smalle ruisende waterlopen en op de oevers een gevarieerde plantengroei, met riet en gras, de volle sigaren van lisdodden steken erboven uit. Er zijn bloeiende lelies en reigersbek, niets ongewoon en alles bekend net als het struikgewas en de boomgroepen die verderop verdichten tot donkere bossen. Het zou een landschap op aarde kunnen zijn, willekeurig op een noordelijke breedte, als er niet dat vreemde licht was of het gladde hooggebergte in de verte.
Tork stapt aarzelend naar voren, kijkt terug en kan tot zijn onsteltenis de gang waaruit ze kwamen niet meer vinden. Hij ervaart een steek van paniek maar zodra hij terugloopt doemt ineens de toegang op nog maar één pas verwijdert. Vreemd en toch stelt het gerust omdat hij zonder aarzelen naar de juiste plek liep.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten