vrijdag 19 oktober 2012

WANDERBACH page 150 (chapter 13)


As soon as Tork and his dog are aboard the bark starts off. The sails hang loose in the absent wind en yet the boat floats, or rather: drifts in the right direction in a higher speed then the gulf stream can explain.
The passenger assimilates the new environment. A clean wiped deck, everything competent stowed as if a storm is expected. The woodwork seems old and can use a brush, but the bark makes the solid and robust impression to challenge a hurricane.
Tork has no idea how long the journey will take and has no intention of asking the in the pit together clewing sea creatures. No-one seems to manage the boat and yet they navigate in a straight line from the shore to open water and the other side, as he hopes. 
The headband is still hidden under his shirt and he wonders what to do with it. Payment for the way across, but as long no-one demands it he won’t give it to the creeps which are pirates according to Shaah. They don’t do much; sit in distorted positions together and look all like brothers that crawled out of the same hideous egg. Their stubby shapes reach bearly Torks’ loin. The most massive is their head with the overall dominating yawning mouth; bold as a picked chicken where even their color reminds of; eyes like pins points in the mass that seems to be modeled by children hands from sick clay. No visible nose or ears why it isn’t clear if they can smell, but with their hearing seems nothing wrong. No neck neither. The too large head seems powerful glued on the body from which a number of long grabbers extend that end in three fingers with which they hoof themselves. 

Zodra Tork en de hond aan boord zijn licht de bark het anker. De zeilen hangen slap in de afwezige wind en toch vaart de boot, of liever: drijft in de juiste richting met een hogere snelheid dan de golfstroom kan verklaren.
De passagier neemt de nieuwe omgeving in zich op. Een schoongeveegd dek, alles vakkundig gestouwd alsof een storm wordt verwacht. Het houtwerk lijkt oud en kan een kwast gebruiken, maar de bark maakt de stevig robuuste indruk om een orkaan te trotseren.
Tork heeft geen idee hoelang de reis gaat duren en is ook niet van plan het de in de kuil van het dek samenkluwende zeewezens te vragen. Niemand lijkt de boot te besturen en toch varen ze in rechte lijn van de oever naar open water en de overkant, naar hij hoopt.  
De hoofdband zit nog verborgen onder zijn shirt en hij vraagt zich af wat ermee te doen. Betaling voor de overtocht, maar zolang niemand het opeist zal hij het niet aan de griezels geven welke volgens Shaah piraten zijn. Ze voeren niet veel uit, zitten in verwrongen houdingen samengeklit. Onderling lijken ze op broers die samen uit hetzelfde wanstaltige ei kropen. Hun gedrongen gestalte reikt nauwelijks tot Torks kruis. Het meest massief is het hoofd met de alles dominerende gapende muil, kaal als een geplukte kip waar zelfs de kleur aan doet denken. Ogen als speldenpunten in de massa welke door kinderhanden uit zieke klei lijkt geboetseerd. Geen zichtbare neus of oren zodat het onduidelijk is of ze kunnen ruiken, maar aan hun gehoor lijkt niets te mankeren. Evenmin een nek. De te grote kop lijkt met kracht op de romp geplakt waaruit een aantal lange grijpers steken die in drie vingers eindigen waarmee ze zich voortbewegen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten