donderdag 31 januari 2013

WANDERBACH page 246


The camel shakes its head, grunts and turns. Before Tork can stop her she trots back to the plain and who knows where to! Perhaps there are others to be saved.
He feels better then he can explain when he starts the long climb; the endless series of steps in the almost dark. Victuals stayed where he fell down and his throat is dry. Tork shrugs; Perlwachter will feed him as soon as he reaches the surface.
His knees shake. The steps fade alarming during the long climb and the last part he is forced to fight his way up on hands and feet. He is almost there when the stairs disappear. The granite vanishes and yet he climbs further in the solid believe that there has to be a stair, even he looks straight through it in an awful deep abyss.
Exhausted he reaches the edge, hoists over and rolls down dazed. His breath gasps when a tall thin shape bends over. ‘You had to warn the Gods, not destroy them,’ Perlwachter says punitive. With horror Tork sees how the old man disappears in front of him; a whirling vapor blown away by the wind.
Wanderbach as well is disappearing. The hills pulverize; the soil flattens and becomes overgrown by strangled brushwood.
In spite of his fatigued trembling legs Tork scribbles up for the chance picking a few apples before the last trees disappear in the dry and stony valley.

It’s a hell; arms and hands bleed from the many branches he has to break by forcing a way. The distance to civilization too big for his exhausted body and yet he fights on desperate. The pleasure of the last apple long gone and his mouth sticks from thirst, his guts roar ominous when he again breaks through a bush. If he could he would fall down, but there is too little space.  


De kameel schudt de kop, gromt en draait zich om. Voordat Tork haar tegen kan houden draaft ze terug naar de vlakte en wie weet waarheen! Misschien zijn er nog anderen te redden.
Hij voelt zich beter dan hij kan verklaren wanneer hij aan de lange klim begint. De eindeloze reeks treden in het bijna donker. Proviand en water bleven waar hij neerviel en zijn keel is droog. Tork schokschoudert. Perlwachter zal hem te eten geven zodra hij boven is.
Zijn knieën knikken. De treden vervagen onrustwekkend tijdens de lange klim en het laatste deel wordt hij gedwongen zich op handen en voeten een weg omhoog te vechten. Hij is er bijna wanneer de trap verdwijnt. Het graniet lost op en toch klimt hij verder in de rotsvaste overtuiging dat er een trap moet zijn, al kijkt hij er dwars doorheen in de afschuwelijk diepe afgrond.
Uitgeput bereikt hij de rand van de terp, hijst zich eroverheen en rolt omlaag om versuft te blijven liggen. Hij haalt hortend adem wanneer een lange, graatmagere gestalte over hem buigt. ‘Het was de bedoeling de Goden op het gevaar te wijzen, niet om hen te vernietigen,’ zegt Perlwachter bestraffend. Vol afschuw ziet Tork hoe de oude voor zijn ogen verdwijnt. Een warrelende damp wordt door de wind weggeblazen.
Ook Wanderbach is bezig te verdwijnen. De terp verpulvert, de grond strijkt glad en raakt overwoekerd door vervlochten kreupelhout.
Ondanks van vermoeidheid trillende benen krabbelt Tork haastig overeind en ziet nog net kans een paar appels te plukken voordat de laatste fruitboom verdwijnt in de droge, stenige vallei.

Het is de hel. Armen en handen bloeden van de vele takken welke hij moet breken om een weg te banen. De afstand naar de bewoonde wereld te groot voor zijn uitgeput gestel en toch vecht hij wanhopig verder. Het genot van de laatste appel allang verdwenen en zijn mond plakt van dorst, zijn ingewanden rommelen onheilspellend wanneer hij opnieuw door een bosje breekt. Als hij kon zou hij neervallen, maar daarvoor ontbreekt de ruimte. 

woensdag 30 januari 2013

WANDERBACH page 244 - 245


Tork wants to stop to warn possible stay-behinds, but the camel does not obey and walks quite through the gate. He feels panic. How do they have to go back? He can escape through the shutter which is far too narrow for the large animal.
Trotting through empty streets; nobody to see! Also not on the square in the center and the camel doesn’t go left nor right but takes the shortest way to the north-gate.
Tork is convinced that the town is abandoned; no sound, no-where a dog; the same desolation as on the steppe.

Full expectation they approach the gate; will the camel strand on the fluffy barrier, but decay goes far and they step free under the arch, back into the freedom of the plain.
As soon as they are outside the camel starts to run. Tork grabs the neck, his legs spread wide between the humps. The scenery passes dizzying. Fast as the wind the hoofs not even seem to touch soil. The camel follows the path of the Gods towards the earth-gate and the luring surface. Tork remembers the story of the horse that crossed Underearth.
In spite of the enormous speed he feels safe and yet he looks up worried where the light has been dimmed to almost darkness. Will he be in time? Shall he reach the gate before the catastrophe happens?
The camel runs effortless over the steep mountain-path. They pass the paradise-like pond. Bile comes up his throat when they approach the caves. Here it began. The way back is like rewinding the movie. The tent is still there but the camel runs on.
They stop at the first step of the stairs where the animal kneels. Tork pets the neck while he glides from its back.
- ‘What will happen to you; can’t you come? I will lead you.’ 

page 245 Camel ride

Tork wil stoppen om eventuele achterblijvers te waarschuwen, maar de kameel gehoorzaamt niet en stapt rustig door de poort. Hij voelt paniek. Hoe moeten ze terug? Hij kan door het luik dat veel te klein is voor het grote dier.
Stapvoets door verlaten straten. Niemand te zien. Ook niet op het plein in het centrum en de kameel wijkt niet links of rechts maar neemt de kortste weg naar de noordpoort.
Tork is ervan overtuigd dat de stad verlaten is. Geen geluid, nergens een hond. Dezelfde doodsheid als op de vlakte.

Met een gevoel van verwachting naderen ze de poort. Zal de kameel vastlopen op de donzen versperring, maar verval reikt ver en ze stappen onbelemmerd onder de boog, terug naar de vrijheid van de vlakte.
Zodra ze buiten zijn begint de kameel te draven. Tork klemt zich vast, de benen ver uiteen tussen de bulten.  Het landschap schiet duizelingwekkend voorbij. Snel als de wind lijken de hoeven de grond niet te raken. De kameel volgt het Godenpad richting poort en het lokkende aardoppervlak.
Tork denkt aan het verhaal over het Godenpaard dat Onderaarde doorkruiste.
Ondanks de jachtende snelheid voelt hij zich veilig en toch kijkt hij bezorgd omhoog waar het licht is afgenomen tot bijna duister. Zal hij het halen? Zal hij de poort bereiken voordat de catastrofe toeslaat?
De kameel draaft moeiteloos over het steile rotspad. Ze passeren de paradijselijke vijver. Gal klokt in zijn keel wanneer ze de grotten naderen. Hier begon het. De terugtocht is als het terugspoelen van de film. De tent staat er nog maar de kameel rent verder.
Ze stoppen bij de eerste trede waar het dier knielt. Tork beklopt de hals en glijdt op de grond.
- ‘Hoe moet het met jou? Kun je niet mee? Ik zal je leiden.’ 

dinsdag 29 januari 2013

WANDERBACH page 243


He wants to be past the pass, out of reach of the stage demons, before he eagerly opens the bundle with victuals.
Tork is tired and yet he moves on immediately after he has eaten. Even with this speed he most likely won’t reach the gate before Underearth vanishes totally and disappears, yet he knows that he won’t succeed without sleep.
In sight of the town his legs are about to break down. He hunches desperate; the town-gate only fifty yards when he stumbles and falls helpless. He tries to get up without success and resigned he shuts his eyes. This was it! It is his own fault, he thinks when everything turns black and he looses consciousness.

He is back in Waja’s village. She wets his face with a moist cloth. Tork smiles and stares into the greedy smoldering eyes. He wants her and stretches enjoyable in the fluff. Waja kisses his mouth. Her moist tongue pets his closed lips and he tastes the saliva of lust that fills his mouth cavity. Then he opens his eyes.
Scared he picks himself up. Wide opened nose holes blow warm his face. The camel snarls soft. In disgust he rubs with the back of his hand his tongue and mouth, starts to laugh.
- ‘Where do you come from?’ and notices how much effort it costs to make a sound. The camel scratches the wooly grass, shakes his head, and forwards his soft trembling ears. Tork hoist himself up at the neck, lays his hand against the head. ‘Are you here to help?’ he asks soft and the camel nods.
Tork hitches his arms around the throat while the animal kneels and climbs between the humps with effort after which the camel stands up patiently, turns into the towns’ direction and trots to the gate. 


Hij wil voorbij de pas, buiten bereik van podiumdemonen, voordat hij gretig de proviandbuidel opent.
Tork is moe en gaat toch onmiddellijk na het eten weer op weg. Zelfs in dit tempo is het onwaarschijnlijk dat hij de poort bereikt voordat Onderaarde helemaal oplost en verdwijnt, al weet hij dat het zonder slaap nooit lukt.
In het zicht van de stad dreigen zijn benen het te begeven. Hij sleept wanhopig voort. De stadspoort nog vijftig meter wanneer hij struikelt en hulpeloos tegen de grond slaat. Hij probeert overeind te krabbelen, maar kan niet meer en met een gevoel van berusting sluit hij de ogen. Dat was het! Het is zijn eigen schuld, denkt hij terwijl alles zwart wordt en hij het bewustzijn verliest.

Hij is terug in Waja`s dorp. Ze bet zijn gezicht met een natte doek. Tork glimlacht en kijkt in de begerig smeulende ogen. Hij wil haar en strekt zich behaaglijk in het dons. Waja kust zijn mond. Haar vochtige tong streelt zijn gesloten lippen en hij proeft het kwijl van begeerte dat zijn mondholte vult. Dan opent hij de ogen.
Geschrokken krabbelt hij overeind. Wijd opengesperde neusgaten blazen warm zijn gezicht. De kameel gromt zacht. Met een gevoel van walging wrijft hij met de rug van zijn hand over zijn tong en mond, begint te lachen.
- ‘Waar kom jij vandaan?’ en merkt hoeveel moeite het kost geluid voort te brengen. De kameel schraapt in het wollige gras, schudt de kop, en steekt de zacht trillende oren vooruit. Tork hijst zich aan de nek omhoog, legt zijn hand tegen de kop. ‘Ben je hier om mij te helpen?’ vraagt hij zacht en de kameel knikt. Tork haakt zijn armen rond de hals terwijl het dier knielt en klimt moeizaam tussen de bulten waarna de kameel geduldig overeind komt, in de richting van de stad draait en stapvoets naar de poort loopt. 

maandag 28 januari 2013

WANDERBACH page 242


Then land! Straight ahead a grey shore.
Without Tork interfering, the bark diminishes speed and stops billowing, not even ten yards from the coast. Even in this pale light he sees that it is the same beach where he left from. How long ago and at the same time… how short!
He grabs the bundle with victuals, jumps into the water that doesn’t reach higher than his groin and wades ashore while he looks around for something suspicious. No welcome-committee, the surrounding dead and abandoned. Also in the direction of Shaah’s land no movement.
His pants are soaked when he climbs the dry soil and it will take time before it dries in the absent summery glow.
Without resting he immediately goes into the direction of the stage and the town, and again it is the amulet that tells him where to go. Yet he remembers the road more or less, the circle is a great help. The land fades; in the withering steppe-grass individual stems are no longer recognizable and the path which he does not see when covering the amulet is visible like shaven emptiness, as if a gardener with scythe walks in front of him.
Happy is probably too much, but certainly relieved, Tork runs over the path on which he makes good progress also without a stick, and before he needs a rest he reaches the stage that is slowly swallowed by the surrounding land. Behind the almost transparent curtain the land is empty and yet Tork approaches careful, alert for betrayal.
He tries the wooden floor through which he can see the empty space, abandoned like the surroundings. In spite of the fragile transparency the material is still strong. He looks up at the hill where Gabi was killed, runs bended close along the curtain until he involuntarily sighs for relief when he again reaches the soft steppe. 

Dan land! Recht vooruit een grijze oever.
Zonder Torks bemoeienis mindert de bark vaart en valt deinend stil, nog geen tien meter uit de kust. Ook in het vale licht ziet hij dat dit hetzelfde strand is vanwaar hij vertrok. Hoe lang geleden en tegelijk… hoe kort!
Hij grijpt de bundel met proviand, springt in het water dat niet hoger dan zijn lies reikt en waadt naar de kant terwijl hij om zich heen kijkt naar iets verdachts. Geen ontvangstcomité, de omgeving doods en verlaten. Ook in de richting van het land van Shaah geen beweging.
Zijn broek is doorweekt wanneer hij op het droge klautert en het zal duren voordat het droogt in de afwezige zomerse gloed.
Zonder te rusten gaat hij onmiddellijk op weg in de richting van het podium en de stad, en het is alweer de amulet die hem vertelt waar te gaan. Al herinnert hij zich de route ongeveer, de cirkel is een goede hulp. Het land vervaagt; in het verdorrende steppegras zijn individuele halmen niet langer te herkennen en het pad dat hij niet ziet wanneer hij de amulet bedekt doemt op als geschoren leegte, alsof een tuinman met zeis voor hem uitloopt.
Opgewekt is wellicht te veel, maar wel opgelucht, rent Tork over het pad waarover hij ook zonder stok gemakkelijk vooruit komt. Hij schiet goed op en nog voordat hij aan rust toe is bereikt hij het podium dat langzaam door het omringende land wordt opgeslokt. Achter de al bijna doorzichtige voorhang is het land leeg en toch nadert Tork behoedzaam, bedacht op verraad.
Hij probeert het parket waardoorheen de lege ruimte gaapt, verlaten als het land rondom. Ondanks de fragiele doorzichtigheid is het materiaal nog sterk. Hij kijkt omhoog naar de heuvel waar Gabi de dood vond, holt gebukt dicht langs het gordijn tot hij onwillekeurig zucht van verlichting wanneer hij opnieuw de zachte steppe bereikt. 

zondag 27 januari 2013

WANDERBACH page 241


Panicking he lets the amulet loose and pinches both hands around the wheel. The water reinstates, splits and climbs up.
Tork shakes the water from his hair and eyes like a dog and stares wondering at the volatile sea. What was this? He looks at the dangling amulet, gropes it hesitating and again the swirling sea rushes over him until he lets loose. To convince himself he tries it again with the same result. The amulet leads and frees the way.
Involuntary he looks behind towards the land that has disappeared meanwhile, thinks back at the remarkable village and the power of its inhabitants. Was Waja more faithful to him then he wants to believe, or didn’t she count on his return and is this protection an unintentional by-product? He will never know, but it’s clear where his strength came from when he pushed the boat into the water. He gazes with more confidence in the distance and is glad with the speed that leads him through the smooth furrow. No ship goes this fast. Without drive it seems as if the bark is being driven by a turbo.

Tork doesn’t know how long he stands at the helm; time is hard to tell in the grey dimmer. The summer has disappeared. The light faded to threatening sallow-grey that dabbles Underearth in an autumn-like depression.
- ‘After this winter will come,’ he murmurs. ‘Then I have to be on the surface otherwise it will be too late.’ Tork knows that this is true; that the Gods loose their power and once they have, Underearth will stop to exist. He can only guess what comes in its place.
Will the space be filled with solid matter, pressed together; he also squeezed to fossil and in a far future maybe discovered if archeologists succeed digging this deep? Or will magma demand the space? Will he be singed in one indivisible moment into atoms to be vaporized?
Yet it is not the case, even his chances are small. It happens too fast. If he needs as much time as on his way in, it will be too late. The passage from summer to autumn came so sudden that he fears that winter can happen any moment. 


In paniek laat hij de amulet los en klemt beide handen rond het roer. Het water herstelt zich, splijt, en klimt omhoog.
Tork schudt als een hond het water uit zijn haren en ogen en staart verwonderd naar de wispelturige zee. Wat was dat? Hij kijkt naar de bungelende amulet, betast het aarzelend en weer valt de kolkende zee over hem heen totdat hij loslaat. Om zichzelf te overtuigen probeert hij nog eens met hetzelfde resultaat. De amulet leidt en maakt de weg vrij.
Onwillekeurig kijkt hij achter zich naar het land dat inmiddels is verdwenen, denkt terug aan het merkwaardige dorp en de kracht van haar bewoonsters. Was Waja hem beter gezind dan hij gelooft, of rekende zij niet op zijn terugkeer en is de beschermende werking een onbedoeld bijverschijnsel? Hij zal het nooit weten, maar het is duidelijk waar zijn kracht vandaan kwam toen hij de boot te water liet. Hij tuurt met meer vertrouwen in de verte en is blij met de vaart die hem door de gladde geul leidt. Geen schip gaat zo snel. Zonder aandrijving lijkt het of de bark door een turbo wordt voortgedreven.

Tork weet niet hoelang hij al aan het roer staat, tijd is lastig te schatten in het vale schemerlicht. De zomer is verdwenen. Het licht gedimd tot dreigend vaalgrijs dat Onderaarde in herfstige neerslachtigheid dompelt.
- ‘Hierna volgt de winter,’ mompelt hij. ‘Dan moet ik boven zijn, anders is het te laat.’ Tork weet dat het waar is, dat de Goden hun macht verliezen en eenmaal zover zal Onderaarde ophouden te bestaan. Hij kan alleen gissen wat ervoor in de plaats komt.
Zal de ruimte zich vullen met harde materie, samengedrukt, ook hijzelf geperst tot fossiel en in een verre toekomst misschien verwonderd ontdekt als het archeologen lukt zo diep te raken? Of zal magma de ruimte opeisen? Wordt hij in een ondeelbaar moment verschroeid tot atomen om te verdampen?
Nog is het niet zo ver, al zijn de kansen gering. Het gaat te snel. Als hij er zo lang over doet als over de heenweg, is het te laat. De overgang van zomer naar herfst kwam zo plotseling dat hij vreest dat de winter niet lang op zich laat wachten.

zaterdag 26 januari 2013

WANDERBACH page 240


Tork runs towards the helm and changes course parallel to the coast hoping to reach calmer water and to sail around the storm, yet he fears that these immense waves are caused by the nearing decay. Maybe it is too late, crossing the sea impossible and will he be forced back and wait together with the Gods and their servants for the end. He stays at the helm, stares intense to the north but wherever he looks seems the sea even wilder.
Pounding the bark plugs through the rebellious waves which break under its keel and lift it for yards to throw it down again. How long will the wooden vessel survive this? Yet he doesn’t feel fear, even he should be scared to death.
Purposeful he grabs the wheel and forces the boat through waves that almost rip the deck underneath him into pieces. He does not feel any fatigue, but stares searching for a possibility to escape.
Tork is lucky when suddenly the water opens. Like a narrow lane a quite furrow splits the yards-high waves. Without thinking he pushes the boat abrupt into the narrow space, sheer northwest.
He wipes the sweat of his forehead, stays at the helm, knowing that this peace can change any moment, but the bark sails with immense speed through the calmness between the high rising water masses at both sides. He is in awe. Not one droplet reaches the deck while it seems as if he sails under water in an enormous velocity.
Is this the path to the Gods? But Waja said that it wouldn’t be visible in this direction and it also doesn’t feel like on his way in. It is the only possible passage. If the water surprises him further down it is over.
While he stands at the helm tensed, the wheel steady, he grabs the amulet without thinking. The wall of water collapses, hits the bark furious and drags the boat into the deep.  

Tork rent naar het roer en verlegt de koers evenwijdig aan de kust in de hoop kalmer water te bereiken en rond de storm te varen, al vreest hij dat de huizenhoge golven veroorzaakt worden door de naderende ondergang. Misschien is het te laat, de oversteek onmogelijk en wordt hij gedwongen terug te keren om samen met de Goden en hun dienaressen het einde af te wachten. Hij blijft aan het roer, speurt gespannen noordwaarts maar waar hij ook kijkt lijkt de zee nog wilder.
Stampend zwoegt de bark door de weerspannige golven welke onder haar kiel breken en de boot meters optillen om haar opnieuw ruw neer te smijten. Hoelang houdt het houten vaartuig dit vol? Toch voelt hij geen angst, al zou hij doodsbang moeten zijn.
Vastberaden grijpt hij het wiel en dwingt de boot over golven die het dek onder hem uit elkaar dreigen te rukken. Hij voelt geen vermoeidheid, maar tuurt op zoek naar een mogelijkheid te ontsnappen.
Tork heeft geluk, want plotseling opent het water zich. Als een smalle laan klieft een rustige geul de metershoge golven. Hij bedenkt zich niet maar duwt de boot met een bruuske beweging in de nauwte, kaarsrecht noordwest.
Hij wist zich het zweet van het voorhoofd, blijft bij het roer, er op bedacht dat de rust ieder moment kan keren, maar de bark snijdt met ontzagwekkende vaart door de kalmte tussen de aan weerszijden hoog oprijzende watermassa. Hij is vervuld van ontzag. Geen druppel bereikt het dek terwijl het lijkt of hij met enorme snelheid onder water vaart.
Is dit het Godenpad? Maar Waja zei dat het in omgekeerde richting niet zichtbaar is en het voelt ook niet zoals op de heenweg. Het is de enig mogelijke doorgang. Als het water hem verderop alsnog overvalt is het gedaan.
Terwijl hij gespannen aan het roer staat, het wiel onbeweeglijk, pakt hij zonder denken de amulet. De watermuur stort in, slaat razend over de bark en sleurt de boot naar de diepte.

vrijdag 25 januari 2013

WANDERBACH page 239


How long ago it seems! The amulets at the wall, the small circle of grass, and yet it reminds of Bargs’ death he still hangs it around his neck. Once again he inspects the cabin before he bends and walks outside towards the shell-path.
The bark is still there, the keel far on the beach he asks himself how to float the boat in his own. He puts his shoulders against the bow and starts pushing. It takes effort but the boat moves and Tork experiences surprised that it even goes easy. Released he climbs aboard, runs towards the helm to have the bark turned until the bow points north. He fixes the steer wheel but stays at the helm, checks the course however he won’t know for sure without benchmarks. Tork has no idea how long the journey will be and wants to correct the course if he doesn’t find land within a week. Perhaps all attempts are vain now Underearth is about to disappear. The question is how much time he has. Yet he doesn’t feel desperate when he takes the supplies to the lowest part of the deck to install as comfortable as possible.
Hardly on open sea the bark starts to rock. First like a cradle, but the further from the coast the heavier it moves, in opposite to the way in when it smoothly slide through the water.
Suddenly the bark ramps while water plashes foaming over the bulwarks. Tork jumps up. Not the slightest wind, the storm seems to rise from the deep. He looks around worried. Behind him the sea looks calmer, but further away it is being abetted till ten yards high; impossible for this vessel to survive. 

Hoe lang geleden lijkt het! Aan de wand hangen de amuletten, de kleine cirkel van gras, en al herinnert het aan Bargs’ dood toch hangt hij het rond zijn nek. Hij kijkt nog één keer rond voordat hij bukt en naar buiten loopt richting schelpenpad.
De bark ligt er nog, de kiel ver op het strand vraagt hij zich af hoe hij in zijn eentje de boot vlot moet krijgen. Hij zet zijn schouders tegen de voorsteven en begint te duwen. Het kost inspanning maar de boot beweegt en Tork constateert verbaasd dat eenmaal in beweging het zelfs gemakkelijk gaat. Opgelucht klautert hij aan boord, holt naar het roer om de bark te laten draaien zodat de boeg naar het noorden wijst. Hij zet het stuurwiel vast maar blijft aan de reling, controleert de koers hoewel hij het zonder ijkpunten nooit zeker weet. Tork heeft geen idee hoelang de tocht zal duren en is van plan de koers bij te stellen als hij binnen de week geen land ziet. Misschien zijn alle pogingen vergeefs nu Onderaarde bezig is te verdwijnen. De vraag is hoeveel tijd hij heeft. Toch voelt hij zich niet wanhopig wanneer hij de proviand meeneemt naar de kuil van het dek om zich daar zo comfortabel mogelijk te installeren.
Nauwelijks buitengaats begint de bark te schommelen. Eerst als een wieg, maar hoe verder van de kust zoveel heviger beweegt zij in tegenstelling tot de heenweg toen ze geruisloos door het water gleed.
Plotseling steigert de bark terwijl het water schuimend over het dolboord klotst. Tork springt recht. Geen zuchtje wind, de storm lijkt vanuit de diepte te komen. Hij kijkt ongerust rond. Achter hem is de zee kalmer, maar verderop wordt ze tot tien meter hoog opgezweept; onmogelijk voor dit vaartuig om te overleven. 

vrijdag 18 januari 2013

WANDERBACH page 238 (chapter 19)


Tork doesn’t understand. He still believes that his argumentation, which didn’t only convince himself, can be a possible truth. He meant what he said. The situation on earth is alarming, is not just his opinion, otherwise Perlwachter wouldn’t have sent him. He doesn’t understand the reaction of the Gods. Didn’t they really had a clue or did they simply deny it? If he had fore see the impact of his words...
What has he done?
While he runs down along the stairs he sees on every level the same: disorder, fear, swarming Gods that become smaller or even fade.
On the second he looks for Zeus but can’t find him. Further down no-one he knows either and he is running out of time; the end is near, Underearth is busy to collapse. He will have to hurry.
Without noticing its design he runs towards the forest and the building opens exactly at the point where he entered.
Tork doesn’t want to loose time in the hash jungle and hurries towards the beginning of the wide avenue. The well maintained sand seems to be cut through the forest with a razor-sharp knife and he reaches the village in just over an hour where the women swarm like the Gods did.
No-one pays any attention during his search for food and beverage. He doesn’t see Waja anywhere; the others seem not to see him. Their faces express panic while he walks to the cooking place without being stopped. From one of the cabins he steels a sheet to rap his findings after which he sneaks between the close together standing buildings.
In the center he passes the guest-house and walks inside. It is abandoned and looks exactly the same as when he left. 

Tork begrijpt er niets van. Hij ziet zijn betoog, dat niet alleen hemzelf overtuigde, nog steeds een mogelijke waarheid. Hij meende wat hij zei. De toestand op aarde is alarmerend, dat vindt niet alleen hij, anders had Perlwachter hem niet gestuurd. Hij begrijpt de reactie van de Goden niet. Hadden ze werkelijk geen benul of sloten zij er zich gewoon voor af? Had hij de impact van zijn woorden voorzien...
Wat heeft hij gedaan?
Terwijl hij over de trappen omlaag rent ziet hij op elke verdieping hetzelfde: wanorde, angst, door elkaar krioelende Goden die kleiner worden of zelfs vervagen.
Op het tweede zoekt hij Zeus maar vindt hem niet. Ook verder geen bekenden en de tijd dringt; het einde nadert, Onderaarde is bezig ineen te storten. Hij zal zich moeten haasten.
Zonder zich om het ontwerp te bekommeren holt hij in de richting van het woud en het gebouw ontsluit zich precies op het punt waar hij binnenkwam.
Tork wil geen tijd verliezen in de lastige jungle en rent naar het begin van de brede laan. Het aangeharkte zand lijkt met een vlijmscherp mes lijnrecht door het woud gesneden zodat hij na ruim een uur het dorp bereikt waar de vrouwen in dezelfde wanorde verkeren als de Goden.
Niemand schenk aandacht aan hem wanneer hij op zoek gaat naar proviand. Waja ziet hij nergens, de anderen lijken hem niet te zien. De gezichten drukken paniek uit terwijl hij ongehinderd naar de kookplaats loopt. Uit een van de hutten grist hij een laken om zijn buit te vervoeren waarna hij zich tussen de dicht opeen staande hutten wringt.
In het centrum passeert hij het gastenverblijf en loopt naar binnen. De hut is verlaten en ziet er precies zo uit als toen hij vertrok. 

donderdag 17 januari 2013

WANDERBACH page 235-237 (end chapter 18)


- Do you really dare to state that this lasts until eternity?’
Tork drops fatigued. While he talked and was being dragged by his argumentation a lot became clear. Aware of the larger connection his words rattled like bullets on the collected Gods that seem to give less light and shrink.
Tork rubs his eyes. Yahweh has become pale. The others seem sorrowful.
- ‘He is right,’ Vishnu whispers, ‘we have failed. They created us, stayed faithful while we extended our power on their behalf. We have failed!’ he suddenly wails loud, and turns furious towards Yahweh. ‘What do you stand here? We have to do something!’
- ‘Too late,’ the supreme God hums. ‘The mortal knows our biggest fear, yet there are still who fight; a disappearing minority. It can’t be repaired. Our priests could do what they wanted because we believed to enlarge our followers through them. They betrayed us,’ he ends angry.
Tork gets up. ‘Don’t blame others again! You betrayed yourself. You call your followers worms, is it therefore no justice that those Gods of worms become worms themselves! You got what you desired so long. Yearning your tall body, not for power but hoping for a little pity from those who created you.’
In one move Tork throws off the bag. The light is dimmed to bearable proportions. The God-community shrinks and everything around shrinks as well.
The table slowly descends to the floor and he jumps down. The light blinks, glows again bright, extinguishes and sets the seventh in complete darkness.
Tork looks around alarmed. Does he see well? Things are starting to fade; the during centuries kept illusion is disappearing. Just once he watches the confused swarming Gods that shrink more and more and already aren’t much taller than he, then he runs through the hall of which the walls move towards each other and jumps into the hole for the staircase. 

page 237; the seventh level

- Durft u werkelijk beweren dat dit eeuwig standhoudt?’
Tork zakt uitgeput neer. Terwijl hij sprak en meegesleept werd door zijn betoog werd veel duidelijk. Bewust van het grotere verband ratelden zijn woorden als kogels op de verzamelde Goden die minder licht lijken te geven en ineenkrimpen.
Tork wrijft zijn ogen. Jahweh is bleek geworden. De anderen lijken verdrietig.
- ‘Hij heeft gelijk,’ fluistert Vishnoe. ‘We hebben gefaald. Zij bedachten ons, bleven ons trouw terwijl wij onze macht uitbreidden ten koste van hun. We hebben gefaald!’ jammert hij plotseling luid, en keert zich woedend tot Jahweh. ‘Wat sta je daar! We moeten iets doen!’
- ‘Te laat,’ bromt de oppergod. ‘De sterveling kent onze grootste vrees, al zijn er nog die zich verzetten. Een verdwijnende minderheid. Het kan niet worden hersteld. Onze priesters hadden vrij spel omdat wij geloofden met hen onze aanhang te vergroten. Zij hebben ons verraden,’ besluit hij boos.
Tork veert recht. ‘Schuif niet weer de schuld op anderen! Jullie hebben jezelf verraden. Jij noemt jouw aanhang wormen, is het dan niet logisch dat de Goden van deze wormen zelf wormen worden! Jullie kregen wat je al zolang begeert. Reikhalzend jullie lange lijf, niet voor macht maar in de hoop op een beetje medeleven van hen die jullie bedachten.’
Met één beweging werpt Tork de frietzak van zich af. Het licht is gedimd tot draaglijke proporties. De godengemeenschap krimpt en alles rondom krimpt mee.
De tafel zakt langzaam naar de vloer en hij springt er vanaf. Het licht flakkert, gloeit opnieuw fel op, dooft en dompelt het zevende in totale duisternis.
Verontrust kijkt Tork rond. Ziet hij het goed? De dingen beginnen te vervagen. De eeuwen in stand gehouden illusie is bezig te verdwijnen. Nog eenmaal kijkt hij naar de in verwarring door elkaar krioelende Goden die steeds verder krimpen en al niet ver meer boven hem uitsteken, dan rent hij door de zaal waarvan de wanden naar elkaar toekomen en duikt in het gat naar de trapzaal.

woensdag 16 januari 2013

WANDERBACH page 234


- ‘Which are?’ Tork asks defiant.
- ‘To make sure that troublemakers like you don’t disturb peace!’ the supreme God mocks.
- ‘Then you fail deplorably. Not only did this troublemaker get in to here in spite of your vicious countermeasures, besides one can hardly describe the situation on earth as peace. Christians and Muslims fight like before. Christians even dissemble more than in the past; don’t use their cross as excuse any longer justifying their aggression but hide behind demagogy to mislead the people. That this is less easy than going to battle with the cross in front many already realized and turn loathed against you since they understand that you act for profit. Muslims defend their right to an own identity and culture but far too clumsy and use the same methods. You leave it like that because you believe to have the victory in your pocket but you are mistaken, Yahweh. Christians don’t believe anymore. The cross has been shrunk to a tiny symbol while Allah’s eye grows bigger for necessity; a symbol that Muslims unite against the economical tyranny of the West. The damage to the superior West done by relatively small groups is unknown, and it works... The West turns against the demagogues that call for battle which will stop eventually under pressure of the public opinion after which the Muslims stay behind confused to fall apart and destroy themselves in sectarian violence. In the end there only will be a handfull fundamentalist shouting their hate from the pulpit without influencing the masses, and you will shrink to dwarfs as cause of all this suffering. Fundamentalism will disappear under massive pressure eventually, and you will disappear with it, dissolved in the big nothing were you came from; a cycle of which even Gods can’t escape: bunch of childish overgrown creations that started to believe in own superiority so much that they fight each others hegemony hoping to gain the respect of those who they despise virtually. 

- ‘En die zijn?’ vraagt Tork uitdagend.
- ‘Ervoor zorgen dat lastpakken zoals jij de vrede niet verstoren!’ hoont de oppergod.
- ‘Dan faalt u jammerlijk. Niet alleen heeft deze lastpak tot hier weten door te dringen ondanks uw boosaardige tegenmaatregelen, bovendien kun je de toestand op aarde moeilijk met de term vrede omschrijven. Christenen en moslims vechten als vanouds. Christenen huichelen nog meer dan vroeger, wijzen niet langer op het kruis om hun agressie te rechtvaardigen, maar verstoppen zich achter demagogie om het volk te misleiden. Dat dit minder makkelijk is dan met het kruis voorop ten strijde trekken hebben er al veel ondervonden en zij keren zich walgend af sinds ze begrijpen dat het uit winstbejag is. Moslims verdedigen hun recht op eigen identiteit en cultuur maar al te onhandig en bedienen zich van dezelfde methoden. U laat dat zo omdat u denkt de overwinning op zak te hebben maar u vergist zich, Jahweh. Christenen geloven niet meer. Het kruis is geslonken tot een pietluttig symbool terwijl Allah`s oog uit noodzaak groter wordt. Een symbool dat moslims verenigt tegen de economische tirannie van het Westen. De schade door relatief kleine splintergroepen aan het superieure Westen is ongekend, en het werkt... Het Westen keert zich tegen de demagogen die oproepen tot strijd welke uiteindelijk zal stoppen onder druk van de publieke opinie waarna de moslims in verwarring achterblijven om uiteen te vallen en zichzelf te vernietigen in sektarisch geweld. Tenslotte blijft een handvol fundamentalisten hun haat van de kansel schreeuwen zonder de massa te bereiken, en jullie zullen tot dwergen verschrompelen als de oorzaak van al dat leed. Fundamentalisme zal tenslotte verdwijnen onder massale druk, en jullie met hen, opgelost in het niets waaruit jullie voortkwamen. Een kringloop waaraan zelfs Goden niet ontkomen: stelletje kinderachtige uit de kluiten gewassen bedenksels welke zo in hun eigen superioriteit zijn gaan geloven dat ze elkaars hegemonie betwisten in de hoop de achting te verwerven van diegenen die ze in de grond verachten.
  

dinsdag 15 januari 2013

WANDERBACH page 233


Suddenly he scares; distracted by his thoughts he forgot his audience, and looks around. ‘Why did you let it happen?’ he asks silent.
The Gods seem embarrass, Yahweh abject.
- ‘Perhaps you are the biggest culprit! No religion has enriched itself as much as Christianity. No religion brought so many wars and violence. Not to absolve the others, but no-one gave such an example as you. You goaded humanity in their search for materialism, for your own interest to gain as much followers as possible you worked your own decay. What did it bring you, Yahweh? An overcrowded world enriching itself till the grave! The environment goes down so fast that adjustment is hardly possible. It’s a matter of time before Gods aren’t even a legend anymore because there is no-one remaining to tell; and why? Because you’re too busy fighting each other. How short-sighted for creations that claim to be omniscient as their birth-right.’
- ‘We have to,’ Baldhead admits shuffling. ‘We are created by humans and have a power that people don’t have but that doesn’t exclude shortcomings.’
- ‘Why didn’t you admit this sooner?’ Tork looks biding but nobody reacts until Yahweh speaks. ‘How long will you listen to this nonsense? Aren’t we importuned more often by mortals who predicted our decay? We are still here, watch over the world and interfere if necessary. Humanity will continue all along, and as long as there are people they will worship. There were always skeptics who didn’t believe and they never made a difference. We rule until eternity, therefore silence this worm. He is boring and brings disturbance which hinders to for fill our duties.’ 

Plotseling schrikt hij; afgeleid door zijn overpeinzingen vergat hij zijn publiek, en kijkt rond. ‘Waarom lieten jullie het zover komen?’ vraagt hij stil.
De Goden slaan hun ogen neer. Jahweh kijkt verachtelijk.
- ‘Misschien ben jij wel de grootste schuldige! Geen geloof heeft zich zo verrijkt als het christendom. Geen geloof bracht zoveel oorlogen en geweld. Niet om anderen vrij te pleiten, maar als er één het voorbeeld gaf ben jij het. Jij zweepte de mensheid op in hun hang naar materialisme, uit eigenbelang om zoveel mogelijk zieltjes te winnen werkte je aan je eigen ondergang. Wat bracht het, Jahweh? Een overbevolkte wereld zichzelf tot in het graf verrijkend! Het milieu gaat zo snel naar de bliksem dat aanpassing nauwelijks mogelijk is. Het is een kwestie van tijd voordat Goden zelfs geen legende meer zijn omdat er niemand overblijft om aan te vertellen. En waarom? Omdat jullie het te druk hebben met elkaar. Hoe kortzichtig voor creaties die het alleenrecht op alwetendheid claimen.’
- ‘We kunnen niet anders,’ geeft Kaalkop schoorvoetend toe. ‘We zijn door mensen bedacht en beschikken dan wel over macht die de mens niet heeft maar het sluit tekortkomingen niet uit.’
- ‘Waarom niet eerder toegegeven?’ Tork kijkt afwachtend naar de aanwezigen maar niemand reageert tot Jahweh het woord neemt. ‘Hoe lang luisteren jullie nog naar deze onzin? Zijn we niet al vaker lastig gevallen door stervelingen die onze ondergang voorspelden? We zijn er nog, waken over de wereld en komen tussenbeide wanneer  nodig. De mens zal blijven bestaan, en zolang er mensen zijn zullen zij ons vereren. Er waren altijd sceptici die niet in ons geloofden en zij maakten geen verschil. Wij regeren tot de eeuwigheid, leg daarom deze worm het zwijgen op. Hij verveelt mij en brengt onrust en dat verhindert ons onze taken uit te voeren.’

maandag 14 januari 2013

WANDERBACH page 232


- ‘Materialism in combination with decreasing distances shakes humanity. Old values are no longer selfevident. In the past Gods were meant to explain natural phenomenon’s, and since this is no necessity anymore another interpretation is needed. Rulers on earth use you because they can convince billons of their right with it; otherwise your destiny was already sealed long ago. For more and more people this is not enough anymore. They want more than a tool for their daily struggle. In some areas you still have the right to exist, but that territory shrinks fast. I don’t want to state that what comes in place is better: far extended greed in combination with the victory of individual interest, but that is reality in which is less and less room for religion.’
- ‘Do I understand well? Does humanity lead not only its Gods but also itself towards destruction; is that what you try to say?’ Lobe-eye asks.
It surprises Tork; his assertion was no more then the start to justification, but is Lobe-eye right? Is the real threat a destructive humanity that drags its Gods along?
He silences while he thinks, then nods. ‘Perhaps that is true and is it your new task as counterbalance for individualism.’
- ‘This we already do,’ Vishnu replies.
- ‘Not really; most religions preach charity but without confessing it. Apart from a handful well willing and over-trusting religion is the festivity of the priest-caste. The sheep follow because their self-image is invalid. That changes. More and more people are better educated than priests and don’t believe anymore. They ask questions and criticize openly the hypocrisy and self-enrichment that was synonym for belief so long. This long given example is followed greedy. With the decline of the priests’ credibility the sheep take over and enrich themselves. Old values practiced by a new caste,’ Tork formulates soft as if his thoughts enroll slowly. 

- ‘Materialisme in combinatie met verkleinde afstanden schudt de mensheid door elkaar. Oude waarden zijn niet langer vanzelfsprekend. Vroeger dienden Goden om natuurverschijnselen te verklaren, en nu dit niet langer opgaat is een andere invulling noodzakelijk. Aardse machthebbers maken handig gebruik van jullie omdat ze daarmee miljoenen van hun gelijk kunnen overtuigen, anders was jullie lot allang bezegeld. Voor steeds meer mensen volstaat dit alles niet meer. Ze verlangen meer dan een hulpmiddel in het gevecht om het dagelijks bestaan. In sommige streken hebben jullie nog altijd bestaansrecht, maar het territorium krimpt snel. Ik wil niet beweren dat wat ervoor in de plaats komt beter is: ver doorgevoerde hebzucht in combinatie met de zegetocht van het eigenbelang, maar dat is de werkelijkheid waarin steeds minder plaats is voor religie.’
- ‘Begrijp ik het goed? Leidt de mens niet alleen zijn Goden maar ook zichzelf naar de ondergang; is dat wat je probeert duidelijk te maken?’ vraagt Kwaboog.
Het verrast Tork. Zijn beweringen waren niet meer dan de aanzet tot rechtvaardiging, maar heeft Kwaboog gelijk? Is de werkelijke dreiging de destructieve mens die de Goden met zich meesleurt?
Hij zwijgt terwijl hij nadenkt, knikt dan. ‘Misschien is het waar en is dat jullie nieuwe taak als tegenwicht voor individualisme.’
- ‘Dat doen we al,’ meent Vishnoe.
- ‘Niet werkelijk; de meeste godsdiensten prediken naastenliefde maar het belijden ontbreekt. Op een handvol goedwillenden en goedgelovigen na is godsdienst het feest van de priesterkaste. De schapen volgen omdat hun zelfbeeld niet voldoet. Dat verandert. Steeds meer mensen zijn beter opgeleid dan priesters en geloven niet meer. Ze stellen vragen en kritiseren openlijk de huichelarij en zelfverrijking die synoniem was met geloof. Dat lang gegeven voorbeeld wordt gretig gevolgd. Met het afnemen van priesterlijke geloofwaardigheid nemen de schapen het over en verrijken zichzelf. Oude waarden door een nieuwe kaste beleden,’ formuleert Tork zacht alsof de gedachte zich langzaam ontrolt.
  

zondag 13 januari 2013

WANDERBACH page 231


Suddenly the horror ceases and his decay is being suppressed by the others when they stop Yahweh together and push him away. Yahweh still grabs; abortive his hand seizes air when Vishnu starts to talk. ‘I found him and that’s why I determine his destiny. Let him speak!’
Yahweh reacts furious. ‘You turn against me!’ he shouts, ‘you dare to protect a worm against my will?’
- ‘Maybe he is right,’ Baldhead cajoles, ‘and you are scared. I support Vishnu. Let him speak.’
Yahweh keeps resisting but the force major is too heavy and at last he turns roaring away.
Tork doesn’t trust it. The God stays in the surrounding as if he waits for a chance but the others protect him like a wall.
- ‘Is it because of self-defense why you say that Yahweh’s power has to be broken or is there a deeper reason? What did you believe before you came here?’ Vishnu asks interested.
- ‘I had no opinion and my reaction was not because of self-defense. Why so much hate? Am I a threat because I know what is going on at the surface? Yahweh’s power decreases, he knows that. His churches and temples run empty, his followers exist from hypocrites. That is not new!’ Tork yells intense, ‘otherwise you wouldn’t have turned against him. You wouldn’t dare!’
Baldhead nods. ‘Don’t forget that he still represents two billon mortals.’
- ‘Under which myself because I was baptized, but do I believe because of that? He raises disgust, a Tycoon addicted to power. Take it away from him and he shrinks. That’s a problem you all know. This pantheon exists by the grace of humanity that invented you to understand its surroundings. The circumstances chances and therefore the necessity for your existence disappear while humans keep searching. 

Plotseling wijkt de gruwel en wordt zijn ondergang verdrongen door de anderen wanneer ze gezamenlijk Jahweh tegenhouden en wegduwen. Jahweh graait nog; vruchteloos maait zijn hand de lucht wanneer Vishnoe het woord neemt. ‘Ik vond hem en daarom bepaal ik zijn lot. Laat hem spreken!’
Jahweh reageert razend. ‘Jullie keren je tegen mij!’ brult hij, ‘jullie durven tegen mijn wil een worm in bescherming nemen?’
- ‘Misschien heeft hij gelijk,’ fleemt Kaalkop, ‘en ben jij bang. Ik steun Vishnoe. Laat hem spreken.’
Jahweh blijft zich verzetten maar de overmacht is te groot en tenslotte keert hij zich grommend af.
Tork vertrouwt het niet. De God blijft in de buurt alsof hij op een kans wacht maar de anderen beschermen hem als een muur.
- ‘Is het uit zelfbehoud waarom jij vindt dat Jahweh’s macht gebroken moet worden of is er een diepere reden? Wat was jouw visie voordat je hierheen kwam?’ vraagt Vishnoe belangstellend.
- ‘Ik had geen mening en mijn reactie was niet uit zelfbehoud. Waarom zoveel haat? Vorm ik een bedreiging omdat hij weet hoe het er aan de oppervlakte aan toe gaat? Jahweh’s macht taant, dat weet hij. Zijn kerken en tempels lopen leeg, zijn aanhang bestaat uit huichelaars. Dat is niet nieuw!’ roept Tork fel, ‘anders hadden jullie je niet tegen hem gekeerd. Jullie zouden het niet hebben gedurfd!’
Kaalkop knikt. ‘Vergeet niet dat hij nog altijd twee miljard stervelingen vertegenwoordigt.’
- ‘Waaronder ikzelf omdat ik werd gedoopt, maar geloof ik daarom? Hij wekt afschuw, een Tycoon verslaaft aan macht. Neem het hem af en hij verschrompelt. Dat probleem kennen jullie allemaal. Dit pantheon bestaat bij de gratie van de mens die jullie bedacht om zijn omgeving te begrijpen. De omstandigheden veranderen en daarmee verdwijnt de noodzaak voor jullie bestaan terwijl de mens blijft zoeken. 

zaterdag 12 januari 2013

WANDERBACH page 230


- ‘You have no saying over me,’ says Finder quick while he tries to pull himself loose.
- ‘Here I’m in charge, Vishnu. I’m not interested in the number of followers on earth! Destroy that!’ he whispers threatening and stares furious at Tork to whom his distressed situation gets in slowly. It’s about his life, and between these giants he has no chance.
- ‘Is Yahweh a coward because he leaves my execution to someone else?’ Tork feels ridiculous; his voice trembles and grates more than half an octave too high.
The God lets Vishnu’s hand loose and stares angry at the bag. ‘The worm dares to speak! Destroying can be painless or ... with awful tortures; it’s your choice, human!’ The threat hits like a stampeding mixer; blind for rage, bordering to hate for this oversized creature, invention of humans that thinks of itself as a God and believes to have the right to judge him. In spite of the lightning power Tork is not impressed, not in the way Yahweh expects, yet he will die probably. ‘No wonder people turn away from you, asshole! You are no better then those idiots who say to act in your name. Hidden in a fortress, afraid like a thief because you know that what created you will destroy you in the end. So much trouble to provide that I would find you and now I’m here: “Destroy that!” You are a coward, Yahweh, and it is time that your power disappears forever.’
The squeezed divine eyes light fire; lust and hate! Was he human, Yahweh would be locked away. What happens inside, Tork can only guess. What caused so much hate uninhibited projected on an exponent of his creators? The enormous hand grabs with curved claws and Tork sees how he is being squeezed, pressed together, his guts and body fluids sip between hideous large fingers like a child squeezes a snowball to Cristals. 

- ‘Je hebt geen zeggenschap over mij,’ zegt Vinder snel terwijl hij zich probeert los te trekken.
- ‘Hier ben ik de baas, Vishnoe. De aardse verdeling interesseert mij niet! Vernietig dat!’ fluistert hij dreigend en staart priemend naar Tork tot wie zijn benarde positie langzaam doordringt. Het gaat om zijn leven en tussen deze kolossen heeft hij weinig kans.
- ‘Is Jahweh te laf omdat hij mijn executie aan een ander overlaat?’ Tork voelt zich belachelijk, zijn stem beeft en raspt zeker een halve octaaf te hoog.
De God laat Vishnoes hand los en staart kwaad naar de frietzak. ‘De worm waagt het te spreken! Vernietigen kan pijnloos of ... met vreselijke folteringen; aan jou de keus, mens!’ Het dreigement treft als een dolgedraaide mixer; blind van woede, grenzend aan haat voor dit uit zijn voegen gegroeid creatuur, bedenksel van mensen dat zichzelf God waant en rechter over hem meent te mogen spelen. Ondanks de stralende macht is Tork niet onder de indruk, niet op de manier die Jahweh verwacht, al sterft hij waarschijnlijk. ‘Geen wonder dat mensen zich van jou afkeren, klootzak! Je bent niet beter dan de idioten die beweren uit jouw naam te handelen. Verschanst in een vesting, bang als een dief omdat je weet dat wat jou schiep je uiteindelijk vernietigt. Zoveel moeite om te voorkomen dat ik jou zou vinden en nu ik er ben: “Vernietig dat!” Je bent een lafbek, Jahweh, het wordt tijd dat jouw macht voorgoed verdwijnt.’
De tot spleten geknepen Goddelijke ogen schieten vuur. Wellust en haat! Was hij mens, Jahweh zou worden opgesloten. Wat zich bij hem afspeelt kan Tork alleen raden. Wat veroorzaakt zoveel haat die zich ongeremd projecteert op een vertegenwoordiger van zijn bedenkers? De enorme hand graait met kromme vingers en Tork ziet hoe hij samengeknepen wordt, ineengedrukt, de darmen en lichaamssappen sijpelen tussen wanstaltig grote vingers zoals een kind een sneeuwbal tot kristallen knijpt. 

vrijdag 11 januari 2013

WANDERBACH page 229


Suddenly he is grabbed between two squeezing fingers that lift him into the bright light again. Something is put over him, a cover which most looks like a transparent bag that filters the light so he can see his surroundings without any effort. In the middle of the clean wiped table he sees freely all sides; the distance to the Gods big enough to observe while they kneel around the giant tabletop. Their heads at the same height Tork is capable to distinguish individual expressions, still immensely blown up he has the idea that it is more equal.
- ‘How did you do it?’ someone bays. Tork looks non understandable at the sunny bold shaven head. ‘To get here?’
- ‘With some help of downstairs where they believe that you have to hear my message.’
- ‘That we know,’ the God responds merry. ‘We are superfluous again; and those assholes let you pass?’
- ‘How else can I be here?’
The circle of Gods silences curious until Finder invites him to tell his story.
Tork learned from his experiences on the first and second and especially Zeus` critics makes the image precise and essential. Prepared he haws when someone new elbows a way between the bystanders.
- ‘Destroy that worm!’
Scared Tork looks at the robust and beardy figure.
Turmoil happens. Finder stretches his hand to protect but Beardy-man is faster. His hand out shoots the spacious down hanging sleeve and grabs Finders’ wrist. ‘Do you question my autorithy?’ 

Plotseling wordt hij opgediept door twee knellende vingers welke hem opnieuw in het felle licht tillen. Er wordt iets over hem heen gezet dat nog het meest lijkt op een doorzichtige frietzak waarvan de ragfijne stof het licht filtert zodat hij zonder inspanning zijn omgeving ziet. In het midden van de schoongeveegde tafel kan hij onbelemmerd naar alle kanten kijken. De afstand tot de Goden groot genoeg om hen waar te nemen terwijl ze rond het reusachtige tafelblad knielen. Hun hoofden op dezelfde hoogte is Tork in staat individuele trekken te onderscheiden, nog altijd immens uitvergroot heeft hij toch het gevoel dat het gelijkwaardiger is.
- ‘Hoe is het gelukt?’ bast iemand. Tork kijkt niet begrijpend naar het zonnig gladgeschoren hoofd. ‘Om tot hier door te dringen?’
- ‘Met hulp van beneden waar ze geloven dat jullie mijn boodschap moeten horen.’
- ‘Die is bekend,’ reageert de God vrolijk. ‘Wij zijn weer eens overbodig; en die minkukels lieten jou passeren?’
- ‘Hoe kan ik anders hier zijn?’
De kring Goden zwijgt nieuwsgierig tot de vinder hem uitnodigt zijn verhaal te vertellen.
Tork leerde van de ervaringen op het eerste en tweede en vooral Zeus` kritiek maakt het beeld duidelijk en vastomlijnd. Voorbereid schraapt hij de keel wanneer een nieuwkomer zich een weg tussen de omstanders baant.
- ‘Vernietig die worm!’
Geschrokken kijkt Tork naar de robuuste baardige gestalte.
Er ontstaat beroering. De vinder steekt een hand uit om zijn vondst te beschermen maar Baardman is sneller. Zijn hand schiet uit de wijd afhangende mouw en grijpt Vinders pols. ‘Betwist jij mijn gezag?’

donderdag 10 januari 2013

WANDERBACH page 228


The sound is deafening. Torks’ hair blows in disorder and he almost becomes squeezed.
In spite of his critical position it surprises how silent they move. It seems hovering now more Gods crowd around them.
- ‘He is good,’ someone with greasy embedded eyes whispers. ‘Safe him; he can be useful.’
Suddenly a refreshing darkness comes over Tork when the finder puts him between the folds of his robe; like a tent with little light, enough to see and Tork instates cozy in a corner of the wide pocket, glad to be resolved of the hash brightness. He has time to think the situation over.
It was clear that Gods grow the more higher he would climb but it was impossible to predict the enormous sizes on the seventh. That he was found is a miracle, stays the question how to make contact so small. How would he react if a flee would try? His position is not enviable and yet he stretches enjoyable and receives the rocking motion.
He has no idea who found him; proportions simply too large to recognize, but he believes someone from the Asian camp, totally according to plan. If this is beneficial he has to see. He is found and still on the seventh.
He looks up to estimate his chances. It won’t be difficult to climb up alongside the rough woven cloth. His prison is badly protected, he can escape whenever he likes if the God won’t notice and put him back before he is halfway.
Curious after a reaction he pulls the textile with both hands, but nothing happens. Tork thinks of the fairy-tales which his mother read to him when he was a child; Little Thumb! The giant big, but still a midget compared with what he experiences he tries to remember how Thumb defeated the giant but doesn’t succeed and he sits back in his corner annoyed. He has to find a way; not defeating, but to make contact! Without communication all is for nothing. 

Het geluid is oorverdovend. Torks haren waaien dooreen en hij wordt bijna fijngeknepen.
Ondanks zijn hachelijke positie verbaast het hoe geruisloos zij zich verplaatsen. Het lijkt of ze zweven nu meer Goden rond hen drommen.
- ‘Hij is goed,’ fluistert iemand met in vetkwabben verzonken ogen. ‘Bewaar hem. Hij kan nuttig zijn.’
Plots daalt een weldadig donker over Tork wanneer de vinder hem tussen de plooien van zijn gewaad stopt; als een tent met weinig licht, voldoende om te zien en Tork installeert zich behaaglijk in een hoek van de ruime zak, blij verlost te zijn van het stekende licht. Hij heeft tijd de situatie te overdenken.
Het was duidelijk dat Goden groter zijn naarmate hij hoger zou klimmen maar het was onmogelijk zich een voorstelling te vormen van de onvatbare afmetingen op het zevende. Dat hij werd gevonden is een wonder, blijft de vraag hoe hij zo klein contact kan leggen. Hoe zou hijzelf reageren als een vlo het probeerde? Zijn positie is niet benijdenswaardig en toch strekt hij behaaglijk en geniet van de schommelende beweging.
Hij heeft geen idee wie hem vond. De proporties eenvoudig te groot om te herkennen, maar hij vermoedt iemand uit het Aziatisch kamp, helemaal volgens plan. Of dat gunstig is valt af te wachten. Hij is gevonden en nog altijd op het zevende.
Hij kijkt omhoog en schat zijn kansen. Het zal niet moeilijk zijn langs de grof geweven stof omhoog te klimmen. Zijn gevangenis is slecht beveiligd, hij kan eruit wanneer hij wil als de God hem niet opmerkt en terugstopt voordat hij halverwege is.
Nieuwsgierig naar een reactie sleurt hij met beide handen aan het textiel, maar er gebeurt niets. Tork denkt aan de sprookjes welke zijn moeder hem als kind voorlas; Klein Duimpje. De reus groot, maar nog altijd een dwerg vergeleken met wat hij beleeft probeert hij zich te herinneren hoe Duimpje de reus versloeg maar het lukt niet en hij zakt geërgerd terug in zijn hoek. Hij moet een manier vinden; niet verslaan, maar in contact komen! Zonder communicatie is alles voor niets. 

woensdag 9 januari 2013

WANDERBACH page 227


He will try to get protection from representatives of the Buddhism or Hinduism because he has to fear the least from them; an intuitive choice which seems to be better then approaching Yahweh or Allah directly.
In spite of all warnings during his journey through Underearth he becomes surprised. The light so intense that it hurts and blinds, he stares indecisive around while he tries to neglect the radiance. Heavily blinking he cedes, away from the hash light until he realizes the danger of the edge.
He bends through his knees, closes the eyes and forces himself to crawl back without seeing until he believes to be safe. Stretched on the cold marble he waits and hopes that his eyes get used to the dazzling radiance; if he only had a good pair of sunglasses... Not the roof but the Gods cause this intensive glow.
Desperate he peeps through his eyelashes. The strategy does not work. To whom he has to go to? It is impossible to recognize anything in this crushing light!
Two feet as big as boats pass pounding and miss him for not even a yard. The rustling robe roars like goading surf and causes a wind that lifts him. Tork swirls through the commotional air and hits the floor ten yards further where he stays numbed. Desperation glows. He is nothing more but dust, probably unnoticed what decreases the chance to be sent back, but how must he reach these giants before they trample him by accident?
Suddenly he goes up again; dazzling, as if he is being catapult. In spite of the hash light Tork opens his eyes scared and looks in a face as big as the moon. Pores like craters, the Grand Canyon grins between man-high ivory shields.
- ‘The mortal has found us.’  

Hij zal proberen van vertegenwoordigers van het boeddhisme of hindoeïsme bescherming te krijgen omdat hij van hen het minst heeft te vrezen. Een intuïtieve keuze welke hem beter lijkt dan rechtstreeks Jahweh of Allah benaderen.
Alle waarschuwingen op zijn tocht door Onderaarde ten spijt wordt hij verrast. Het licht zo intens dat het pijn doet en verblindt, staart hij besluiteloos rond terwijl hij probeert de straling te negeren. Hevig knipperend wijkt hij terug, weg van het harde licht tot hij zich het gevaar van de rand realiseert.
Hij zakt door de knieën, sluit de ogen en dwingt zichzelf op de tast terug te kruipen tot hij zich veilig waant. Uitgestrekt op het kille marmer wacht hij en hoopt dat zijn ogen willen wennen aan de verblindende straling. Had hij maar een goede zonnebril... Niet het dak, het zijn de Goden die de felle gloed veroorzaken.
Hij gluurt wanhopig door zijn wimpers. De strategie werkt niet. Tot wie moet hij zich wenden? Het is onmogelijk om wat dan ook te herkennen in dit verpletterende licht!
Twee voeten zo groot als aken klossen voorbij en missen hem op nog geen meter. Het ruisende gewaad brult als opgezweepte branding en veroorzaakt een wind die hem optilt. Tork wervelt door de in beroering gebrachte lucht en slaat een tiental meters verder tegen de vloer waar hij verdoofd blijft liggen. De wanhoop gloeit. Hij is niet meer dan een stofje, wellicht onopgemerkt wat de kans te worden teruggestuurd verkleint maar hoe moet hij deze giganten bereiken voordat ze hem per ongeluk vertrappen?
Plotseling gaat hij opnieuw omhoog. Duizelingwekkend, alsof hij wordt gekatapulteerd. Ondanks het felle licht opent Tork van schrik zijn ogen en kijkt in een gezicht zo groot als de maan. Poriën als kraters, de Grand Canyon grijnst tussen manshoge ivoren schilden.
- ‘De sterveling heeft ons gevonden.’ 

dinsdag 8 januari 2013

WANDERBACH page 226 (chapter 18)


Loki only brings half a solution. ‘We can distract the guard on this ledge but upstairs you have to do it yourself.’ The idea is simpel. He asks Thor for a firework which is not uncommon on the permanently partying sixth. The experience teaches that the guard will come to watch the show, and..., the attention is gone!
After a goodbye with Diana Tork slips through the richly ornamented gate into the spacious hall, where are two elevators and a staircase. The elevators are impossible why he quietly runs up the stairs, close to the wall he moves fast along the twohundred-and-eighty steps which require the utmost because of its size, and gasping he reaches the last curve. Carefully he looks over the edge. No-one!
Silent he climbs towards the entrance-gate with embedded stairs to the floor. It seems logic that the guard is somewhere up there and that he will see him as soon as his head appears in the opening; it’s a risk he has to take.
From behind the gate he spies up. Nothing! No move or shadow shows where the guard is and Tork crawls higher to dare a quick glimpse over the edge.
The immediate surrounding is abandoned. Who ever guards the entrance at this side is not around. It makes no sense to wait any longer, if he succeeds depends on his ingenuity and willingness of the inhabitants. 

Loki brengt maar een halve oplossing. ‘We kunnen de wacht op deze richel afleiden maar boven moet je het zelf doen.’ Het idee is simpel. Hij vraagt Thor om vuurwerk wat op het altijd feestende zesde niet ongewoon is. De ervaring leert dat de wacht naar het spektakel komt kijken, en..., de aandacht is afgeleid.
Na het afscheid met Diana glipt Tork door de rijkversierde poort naar de ruime hal met twee liften en een trappenhuis. De liften zijn uitgesloten waarom hij stil de trap oprent, dicht tegen de wand beweegt hij snel over de tweehonderdtachtig treden die vanwege hun afmetingen het uiterste vergen en bereikt hijgend de laatste bocht. Hij kijkt behoedzaam over de rand. Niemand!
Voorzichtig klimt hij tot bij de toegangspoort met verzonken trap naar de verdieping. Het lijkt logisch dat de wacht daarboven is en hem zal zien zodra zijn hoofd in de opening verschijnt. Dat risico moet hij nemen.
Vanachter de poort loert hij omhoog. Niets! Geen beweging of schaduw verraadt waar de wacht zich ophoudt en Tork kruipt hoger om een snelle blik over de rand te wagen.
De onmiddellijke omgeving is verlaten. Wie ook aan deze kant de toegang bewaakt is niet in de buurt. Het heeft geen zin langer te wachten, of hij slaagt hangt van zijn vindingrijkheid en de welwillendheid van de bewoners af.

maandag 7 januari 2013

WANDERBACH page 223 – 225 (end chapter 17)


- ‘You want to go to the seventh! Already thought of a plan? I don’t want to know what you’re going to do there; Zeus recommendation is enough. Yet his head has shrunk, but in there is more than in mine,’ the giant roars again. ‘I’m willing to introduce you but I don’t think that they are interested in you.’ There is no end to his laughter because of own jokes. Wodan has to be the God with the most pleasure.
Diana sits besides Tork in the same seat. ‘Can’t you think of something to get him pass the guard?’ she asks.
Wodan stares thinking at the Goddess and all are silent because the supreme God thinks in holy bright concentration that dances around him like an aura. The high forehead hilly wrinkled, the eyes squeezed to caves.
- ‘Where is Loki?’ he suddenly yells. ‘Let him think of something, that’s what he can.’
The hunchback drags himself forward, nods at Tork and winks frivolous at Diana while he falls heavily in a seat. ‘What’s the problem?’
- ‘He has to go up. Make sure that you get him pass the guard.’
- ‘That’s impossible!’ Loki inveighs.
- ‘You will make the impossible possible. That’s what you can, and if you need help we are all here to support.’
- ‘Freya,’ the hunchback demands.
- ‘Don’t you lay your horny hands on her!’ Wodan shouts furious. ‘Think of a solution. You get all the time needed while we party. After you’re ready you come back and we make sure that the little man goes upstairs. Fuck off and think of something!’
Loki limps from the table. ‘Nice,’ he grumbles, ‘make sure that the mortal passes the guard. You can do everything, Loki! Forge something in your forgery to get the little man on the seventh.’ The giant midget disappears and Tork waits. If the Gods can’t think of anything he has to invent something himself, but he will go upstairs, he is convinced of that. 

page 225 Wodan

- ‘Jij wilt naar het zevende! Al een plan bedacht? Ik wil niet weten wat je gaat doen; Zeus aanbeveling is genoeg. Zijn kop is wel gekrompen, maar er zit meer in dan in die van mij,’ buldert de reus weer. ‘Ik wil je wel voorstellen, maar ik geloof niet dat zij in jou zijn geïnteresseerd.’ Aan het gelach om eigen grappen komt geen eind. Wodan is beslist de God met het meeste plezier.
Diana zit naast Tork in dezelfde zetel. ‘Kun jij niet iets bedenken om hem voorbij de wacht te loodsen?’ vraagt ze.
Wodan staart nadenkend naar de Godin en iedereen zwijgt omdat de oppergod nadenkt in heilige fel oplichtende concentratie welke als een aura rond hem danst. Het hoge voorhoofd heuvellig gerimpeld, de ogen tot spelonken geknepen.
- ‘Waar is Loki?’ brult hij plots. ‘Laat hem iets bedenken, want daar is hij goed in.’
De gebochelde sleept naar voren, knikt naar Tork en knipoogt frivool naar Diana terwijl hij zich zwaar in een zetel laat vallen. ‘Wat is het probleem?’
- ‘Hij moet naar boven. Zorg dat je hem voorbij de wacht krijgt.’
- ‘Dat is onmogelijk!’ protesteert Loki.
- ‘Dan maak jij het onmogelijke mogelijk. Dat kun je, en als je hulp nodig hebt staan wij tot je beschikking.’
- ‘Freia,’ verlangt de gebochelde.
- ‘Jij blijft met je geile poten van haar af!’ brult Wodan woest. ‘Bedenk een oplossing. Je krijgt alle tijd terwijl wij feesten. Zodra je het weet kom je terug en zorgen we dat het ventje bovenkomt. Donder op en bedenk wat!’
Loki hinkt van tafel. ‘Leuk,’ gromt hij, ‘zorg dat de sterveling voorbij de wacht raakt. Jij kunt toch alles, Loki! Smeedt maar iets in je smidse, als het ventje maar bovenkomt.’ De reusachtige dwerg verdwijnt en Tork wacht af. Als de Goden niets bedenken moet hij zelf wat verzinnen. Boven komen zal hij, daarvan is hij overtuigd. 

zondag 6 januari 2013

WANDERBACH page 222


- ‘As promised I will make you reach the sixth. Diana introduces you out of my name to Wodan. How you go from there is up to you, but I give you little chance.’

He succeeded! Faithfully he follows Diana to the third where all stare at him but nobody hinders them the passage to the next container so it seems if everybody in the pantheon is informed. On the other floors no-one stops them either and curious Tork enters the last container on his way to Wodan.
The beardy German already waits when they step from the platform. A giant appearance: double as large as Tork, lays carefully his hand like a bulldozer-shovel around Diana’s waist and lifts her. The Goddess whispers in an ear as big as her head. Wodan nods.
- ‘Visit from a mortal,’ he howls, ‘reason to party!’ He lifts Tork from the ground, takes him to a table and a far too large seat. ‘Sorry that we don’t have anything your size,’ the giant thunder-laughs, ‘help yourself, but you will manage, otherwise you weren’t here.’ Roaring because of his own joke he falls in a chair, plants a beaker like a bucket in front of Tork which he fills from a decanter as big as a bin. ‘Drink at once,’ the God echoes while he hits his thighs for pleasure. ‘I’m just kidding, boy. Do whatever you want. You’re the guest. Hungry?’
Before Tork is able to react a big lump as large as a pig smacks in front of him. Elegance, plates or cutlery these Gods don’t know obviously. The meat, cold and glassy of jelly grease, seems that naked that Tork has to shiver. 


- ‘Zoals ik zei zal ik zorgen dat je het zesde bereikt. Diana introduceert jou uit mijn naam bij Wodan. Hoe je het daarna aanpakt is jouw zaak, maar ik geef je niet veel kans.’

Het is gelukt! Vol vertrouwen volgt hij Diana in de doorgang naar het derde. Daar wordt hij weliswaar aangegaapt maar niemand belet hen de toegang tot de volgende koker zodat het lijkt of iedereen in het pantheon op de hoogte is. Op de andere verdiepingen worden ze evenmin gehinderd en Tork stapt nieuwsgierig in de laatste koker op weg naar Wodan.
De baardige Germaan wacht al wanneer ze van het platvorm stappen. Een reusachtige verschijning: dubbel zo lang en breed als Tork, legt hij voorzichtig een hand als een bulldozerschep rond Diana`s middel en tilt haar op. De Godin fluistert in een oor zo groot als haar hoofd. Wodan knikt.
- ‘Bezoek van een sterveling,’ brult hij, ‘reden voor feest!’ Hij tilt Tork van de grond, neemt hem mee naar de tafel en een veel te grote zetel. ‘Sorry dat we niets in jouw maatje hebben,’ bulderlacht de reus, ‘help jezelf, maar dat lukt wel, anders was je hier niet.’ Brullend om zijn eigen grap laat hij zich in een andere zetel vallen, poot een beker als een emmer voor Torks neus welke hij vult uit een karaf zo groot als een vuilnisvat. ‘In één keer leegdrinken,’ galmt de God terwijl hij van pret zijn dijen blauw slaat. ‘Ik maak maar gekheid, jong. Doe wat je wilt. Jij bent de gast. Honger?’
Voordat Tork kan reageren smakt een bout zo groot als een varken voor hem neer. Verfijning, borden of bestek kennen deze Goden blijkbaar niet. Het vlees, koud en glazig van gestold vet, oogt zo naakt dat Tork moet rillen.