woensdag 9 januari 2013

WANDERBACH page 227


He will try to get protection from representatives of the Buddhism or Hinduism because he has to fear the least from them; an intuitive choice which seems to be better then approaching Yahweh or Allah directly.
In spite of all warnings during his journey through Underearth he becomes surprised. The light so intense that it hurts and blinds, he stares indecisive around while he tries to neglect the radiance. Heavily blinking he cedes, away from the hash light until he realizes the danger of the edge.
He bends through his knees, closes the eyes and forces himself to crawl back without seeing until he believes to be safe. Stretched on the cold marble he waits and hopes that his eyes get used to the dazzling radiance; if he only had a good pair of sunglasses... Not the roof but the Gods cause this intensive glow.
Desperate he peeps through his eyelashes. The strategy does not work. To whom he has to go to? It is impossible to recognize anything in this crushing light!
Two feet as big as boats pass pounding and miss him for not even a yard. The rustling robe roars like goading surf and causes a wind that lifts him. Tork swirls through the commotional air and hits the floor ten yards further where he stays numbed. Desperation glows. He is nothing more but dust, probably unnoticed what decreases the chance to be sent back, but how must he reach these giants before they trample him by accident?
Suddenly he goes up again; dazzling, as if he is being catapult. In spite of the hash light Tork opens his eyes scared and looks in a face as big as the moon. Pores like craters, the Grand Canyon grins between man-high ivory shields.
- ‘The mortal has found us.’  

Hij zal proberen van vertegenwoordigers van het boeddhisme of hindoeïsme bescherming te krijgen omdat hij van hen het minst heeft te vrezen. Een intuïtieve keuze welke hem beter lijkt dan rechtstreeks Jahweh of Allah benaderen.
Alle waarschuwingen op zijn tocht door Onderaarde ten spijt wordt hij verrast. Het licht zo intens dat het pijn doet en verblindt, staart hij besluiteloos rond terwijl hij probeert de straling te negeren. Hevig knipperend wijkt hij terug, weg van het harde licht tot hij zich het gevaar van de rand realiseert.
Hij zakt door de knieën, sluit de ogen en dwingt zichzelf op de tast terug te kruipen tot hij zich veilig waant. Uitgestrekt op het kille marmer wacht hij en hoopt dat zijn ogen willen wennen aan de verblindende straling. Had hij maar een goede zonnebril... Niet het dak, het zijn de Goden die de felle gloed veroorzaken.
Hij gluurt wanhopig door zijn wimpers. De strategie werkt niet. Tot wie moet hij zich wenden? Het is onmogelijk om wat dan ook te herkennen in dit verpletterende licht!
Twee voeten zo groot als aken klossen voorbij en missen hem op nog geen meter. Het ruisende gewaad brult als opgezweepte branding en veroorzaakt een wind die hem optilt. Tork wervelt door de in beroering gebrachte lucht en slaat een tiental meters verder tegen de vloer waar hij verdoofd blijft liggen. De wanhoop gloeit. Hij is niet meer dan een stofje, wellicht onopgemerkt wat de kans te worden teruggestuurd verkleint maar hoe moet hij deze giganten bereiken voordat ze hem per ongeluk vertrappen?
Plotseling gaat hij opnieuw omhoog. Duizelingwekkend, alsof hij wordt gekatapulteerd. Ondanks het felle licht opent Tork van schrik zijn ogen en kijkt in een gezicht zo groot als de maan. Poriën als kraters, de Grand Canyon grijnst tussen manshoge ivoren schilden.
- ‘De sterveling heeft ons gevonden.’ 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten