donderdag 31 januari 2013

WANDERBACH page 246


The camel shakes its head, grunts and turns. Before Tork can stop her she trots back to the plain and who knows where to! Perhaps there are others to be saved.
He feels better then he can explain when he starts the long climb; the endless series of steps in the almost dark. Victuals stayed where he fell down and his throat is dry. Tork shrugs; Perlwachter will feed him as soon as he reaches the surface.
His knees shake. The steps fade alarming during the long climb and the last part he is forced to fight his way up on hands and feet. He is almost there when the stairs disappear. The granite vanishes and yet he climbs further in the solid believe that there has to be a stair, even he looks straight through it in an awful deep abyss.
Exhausted he reaches the edge, hoists over and rolls down dazed. His breath gasps when a tall thin shape bends over. ‘You had to warn the Gods, not destroy them,’ Perlwachter says punitive. With horror Tork sees how the old man disappears in front of him; a whirling vapor blown away by the wind.
Wanderbach as well is disappearing. The hills pulverize; the soil flattens and becomes overgrown by strangled brushwood.
In spite of his fatigued trembling legs Tork scribbles up for the chance picking a few apples before the last trees disappear in the dry and stony valley.

It’s a hell; arms and hands bleed from the many branches he has to break by forcing a way. The distance to civilization too big for his exhausted body and yet he fights on desperate. The pleasure of the last apple long gone and his mouth sticks from thirst, his guts roar ominous when he again breaks through a bush. If he could he would fall down, but there is too little space.  


De kameel schudt de kop, gromt en draait zich om. Voordat Tork haar tegen kan houden draaft ze terug naar de vlakte en wie weet waarheen! Misschien zijn er nog anderen te redden.
Hij voelt zich beter dan hij kan verklaren wanneer hij aan de lange klim begint. De eindeloze reeks treden in het bijna donker. Proviand en water bleven waar hij neerviel en zijn keel is droog. Tork schokschoudert. Perlwachter zal hem te eten geven zodra hij boven is.
Zijn knieën knikken. De treden vervagen onrustwekkend tijdens de lange klim en het laatste deel wordt hij gedwongen zich op handen en voeten een weg omhoog te vechten. Hij is er bijna wanneer de trap verdwijnt. Het graniet lost op en toch klimt hij verder in de rotsvaste overtuiging dat er een trap moet zijn, al kijkt hij er dwars doorheen in de afschuwelijk diepe afgrond.
Uitgeput bereikt hij de rand van de terp, hijst zich eroverheen en rolt omlaag om versuft te blijven liggen. Hij haalt hortend adem wanneer een lange, graatmagere gestalte over hem buigt. ‘Het was de bedoeling de Goden op het gevaar te wijzen, niet om hen te vernietigen,’ zegt Perlwachter bestraffend. Vol afschuw ziet Tork hoe de oude voor zijn ogen verdwijnt. Een warrelende damp wordt door de wind weggeblazen.
Ook Wanderbach is bezig te verdwijnen. De terp verpulvert, de grond strijkt glad en raakt overwoekerd door vervlochten kreupelhout.
Ondanks van vermoeidheid trillende benen krabbelt Tork haastig overeind en ziet nog net kans een paar appels te plukken voordat de laatste fruitboom verdwijnt in de droge, stenige vallei.

Het is de hel. Armen en handen bloeden van de vele takken welke hij moet breken om een weg te banen. De afstand naar de bewoonde wereld te groot voor zijn uitgeput gestel en toch vecht hij wanhopig verder. Het genot van de laatste appel allang verdwenen en zijn mond plakt van dorst, zijn ingewanden rommelen onheilspellend wanneer hij opnieuw door een bosje breekt. Als hij kon zou hij neervallen, maar daarvoor ontbreekt de ruimte. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten