vrijdag 28 april 2017

Merlijn - koffiepraat

Wat ik verwachtte gebeurde niet, Legolas zei geen nee tegen de aangeboden koffie en proefde smakelijk van het donkere brouwsel wat mij verbaasde.
“Wij kennen de verslavende werking”, verklaarde hij. “Dwergen zijn beter bestand, elfen minder, wat niet wegneemt dat een smakelijk bekertje af en toe…” Hij glimlachte.
“Wonen jullie ook onder de grond?” vroeg ik aan dwergvrouw.
“Dit is onze habitat, zoals voor de trollen hoewel we niet aan elkaar verwant zijn.” Bij het horen van het woord trollen keek ik naar Legolas, maar hij glimlachte.
“De trol is evenmin aan ons verwant, en ja ook wij zijn gevoelig voor bijgeloof waarom we de soort liever niet bij de naam noemen. Er zijn er nog steeds die denken dat het hardop uitspreken ongeluk brengt, dat we hen oproepen om ons te overvallen, en dat diegene die hun naam noemt bij de eerstvolgende slachtoffers zal horen. Onzin natuurlijk, maar gevoeligheden zijn zaken die je van elkaar moet respecteren.”
“Trollen zijn niet de enige bedreiging voor jullie, maar op de anderen rust geen taboe?”
“Op de trol als zodanig rust geen taboe, alleen op het uitspreken van de naam. Een overerving uit een tijd toen we ons nog niet zo goed tegen hen konden verdedigen. Geschiedenis draagt een lange tijd, of we ons van dit gebruik ooit zullen bevrijden weet ik niet en het is ook niet belangrijk. Trollen zijn een soort, zoals wij een soort zijn, of jullie, of de dwergen. Wij hebben de pech dat zij ons als voedsel zien.” Legolas glimlachte. “Elke soort heeft voedsel nodig om te kunnen bestaan. Wij eten geen vlees, maar dwergen doen dat wel en moeten dus doden om zelf te overleven. Dat is een biologisch gegeven en dat geldt net zo goed voor trollen.”
Ongelovig staarde ik hem aan. “Hoor ik dit goed? Heb jij begrip voor het feit dat trollen jullie eten?”
“Wat is begrip? Het is een gegeven dat trollen zijn zoals ze zijn en dat geldt ook voor ons. Wij voelen ons niet superieur aan een andere soort, alleen is het lastig samenleven met wezens die ons graag in hun kookpotten zien. Sowieso, stel dat we tot overeenstemming zouden komen en zij in plaats van ons andere voedselbronnen zouden nemen, dan nog zou het vernietiging van leven betekenen en waarom zou een elfenleven meer betekenen dan bijvoorbeeld dat van een hert? Een soort is niet waardevoller omdat het beter opgewassen is tegen eventuele gevaren. Dat is de menselijke manier van denken. Bovendien wordt onze soort niet bedreigd door nu en dan een verlies. Wij allemaal maken deel uit van een natuurlijk proces waarin geboorte en dood nu eenmaal vaststaande gegevens zijn.”
Ik schudde mijn hoofd, was waarschijnlijk teveel mens om deze gedachtengang te kunnen volgen, al hoorde en begreep ik wel wat Legolas zei. “Elk wezen heeft dus dezelfde waarde?” vroeg ik ongelovig.
“Niet dezelfde. Elk wezen is anders en daarin uniek waarom dat ook geldt voor zijn waarde, maar waarde is een begrip dat door mensen schromelijk wordt overschat. Je kunt het niet ontlenen aan het feit dat je bestaat. Als je dat doet schakel je het hele systeem gelijk terwijl juist het interessante aan het leven is dat niets aan elkaar gelijk is. De waarde bestaat uit datgene wat je met het leven doet niet omdat het er is. Individuele waarde groeit of daalt met de jaren, afhankelijk van hoe je de verstreken tijd invult. Het recht van de trol is net zo goed om zijn leven te leven met de mogelijkheden die het heeft; een recht dat ieder levend wezen voor zichzelf opeist ongeacht de contradicties die het daarmee schept, want die zullen er altijd zijn. De plaats die ik hier en nu inneem kan niet door een ander worden ingenomen en het zou van kleingeestigheid getuigen als bijvoorbeeld jij dat zou proberen. Die contradictie is altijd aanwezig.”
“Ja maar, een denkend wezen dat een ander denkend wezen als voedselbron gebruikt…”
“Alle wezens denken, weliswaar niet op hetzelfde niveau, maar als je die ethiek consequent zou doortrekken zou je verhongeren. Je zou je eigen leven onmogelijk maken. Dat is waarom mensen onderscheid maken, grenzen trekken om voor zichzelf uit te maken wat toelaatbaar is. Dat dat niet lukt bewijzen jullie oorlogen: je eet elkaar niet, maar doodt niet minder!”

Die zat, want plotseling zag ik de verkwisting van mensenlevens door mensen in een heel ander perspectief. Niet alleen ethisch of in vormen van vernietiging, maar de onhoudbaarheid van een moraal die er in wezen helemaal niet was. Het “gij zult niet doden”-principe als beschermend laagje dat er dagelijks werd afgekrabd maar waarachter de mensheid zich toch bleef verschuilen, waaraan het notabene zijn hogere status ophing, het zich beter voelen dan elk ander wezen, was niet meer dan een verdraaid verhaal zoals elke schrijver het verhaal in zijn hoofd naar zijn hand zet om het superieur te laten lijken. Is dat de mens? Zijn superioriteit afgemeten aan wat hij zelf bedenkt zonder rekening te houden met de onmetelijke diversiteit van alles wat buiten hem bestaat?  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten